Dossier: Doof, blind, kreupel, krank
Themanummer “Doof, blind, kreupel, krank”, Jaarboek De Achttiende Eeuw 55 (2023): 53–158.
Afgelopen jaar heb ik met hulp van Wies Groeneveld een themanummer mogen samenstellen over disability history in de achttiende eeuw.
“Het dossier van dit jaar geeft aandacht aan achttiende-eeuwers met een beperking en werd samengesteld door gastredacteur Ruben Verwaal. Daarin bestuderen Tessa de Boer en Jessica den Oudsten hoe de Nederlandse maritieme sector omging met arbeidsongevallen. Ze laten zien welke langdurige letsels zeelieden konden oplopen, hoe zij daarvoor gecompenseerd werden en wat de impact van deze ongevallen was op hun verdere leven op of naast het schip. Inge Misschaert richt zich vervolgens op de bijzondere portretten die Théodore Géricault aan het begin van de negentiende eeuw maakte van ‘geesteszieken’. Ze stelt dat de geportretteerden in deze schilderijen niet louter als studieobject werden neergezet, maar ook als mens. Christian Rijnberg onderzoekt hoe in dezelfde periode ook naar slechtzienden en blinde mensen op een meer menselijke manier werd gekeken en bespreekt in zijn bijdrage hoe deze evolutie mogelijks werd beïnvloed door nieuwe inzichten over de zogenaamde Japanse tōdōza, of een ‘maatschappij der blinden’ waarin slechtzienden zelfvoorzienend waren en zelfs veel aanzien kregen. Verwaal schreef vervolgens zelf een artikel over het gebruik van zogenaamde ‘hoortoeters’ en onderzoekt hoe deze hulpmiddelen hardhorende mensen in staat stelden om actief deel te nemen aan sociale activiteiten en bovendien vaak hun mentale welzijn bevorderden. Cor de Vries heeft het in zijn artikel ten slotte over de veranderende houding tegenover achttiende-eeuwers met een groeistoornis. Meer specifiek lijken vooroordelen en uitsluiting in de decennia rond 1800 geleidelijk plaats te maken voor empathie en inclusie—ook al is dan nog steeds een lange weg te gaan.” ~ fragment Van de redactie