Mijn Startpagina 4: Ruben Verwaal

Aug 1, 2017 | Blog, Media

Door Frank den Hollander in Pictogram 2 (2017): 10–11.

Ruben Verwaal is promovendus wetenschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoeksproject ‘Blood, Sweat & Tears’ richt zich op de chemie van lichaamssappen in de 18de-eeuwse geneeskunde en de rol die deze speelden in de Nederlandse Verlichtingscultuur. Pictogram keek even over Verwaals schouder mee naar zijn computergedrag.

“In de achttiende eeuw keken medici vooral naar het lichaam als een machine. Maar ik wil laten zien dat juist ook scheikunde een belangrijke factor is geweest. Het was bij uitstek de methode om vloeistoffen te analyseren.

In de loop van de achttiende eeuw krijgen alle Nederlandse universiteiten een chemisch laboratorium, vaak niet veel groter dan deze ka- mer hoor, met allemaal fornuizen; en daar deed men dan proefjes met lichaamssappen, zoals bloed, urine, melk, zweet en sperma. In mijn proefschrift laat ik dan zien hoe dat tot nieuwe inzichten heeft geleid in de geneeskunde.

Behalve historicus moet ik dus ook aardig onderlegd zijn in de scheikunde en geneeskunde van de achttiende eeuw. Maar dat is een leuke uitdaging, dat houdt het interessant.

Half eerste klas, half tweede klas

Ik heb geen desktopcomputer, ik pak ’s ochtends mijn laptop uit mijn tas en koppel die aan het beeldscherm op mijn bureau. In februari 2013 ben ik begonnen bij de RUG. Ik woonde toen nog in Den Haag, reden waarom ik toen die Macbook Air heb gekocht, omdat ik heel vaak in de trein zat. Ik denk dat ik de helft van mijn proefschrift wel in de trein heb geschreven…

Ik heb een tactiek. Groningen is een kopstation, dus de trein staat er al. Als je op tijd bent, kun je je favoriete plekje bemachtigen. Voor mij is dat de stiltecoupé in de wagon die half eerste klas, half tweede klas is, want daar zit vooraan nog één enkele stoel, en daarna worden het zitjes van twee. Dan heb ik mijn eigen tafeltje, kan ik een koffietje neerzetten… perfect.

Dashboard

Mijn startpagina is gewoon de blanco Google-pagina. Maar vanaf daar ga ik wel naar My University. Ik ga niet elke keer mijn p-nummer intoetsen, dus dat laat ik automatisch vooringevuld… Op mijn dashboard heb ik het UK-nieuws meteen aan de zijkant gezet, zowel in het Nederlands als Engels. Als er een interview in staat met een buitenlandse student lees ik dat liever in het Engels dan vertaald. Verder Unifocus – toevallig onlangs met onze eigen video over de Histories of Healthy Ageing-tentoonstelling in het Universiteitsmuseum. Die is supergoed bekeken, na een paar dagen al bijna 4.000 views!

De bibliotheekwidget gebruik ik natuurlijk heel veel, want die brengt je meteen naar WorldCat. Op mijn vakgebied is er veel online. Je hebt om te beginnen ECCO, Eighteenth Century Collections Online. Verder moet ik heel veel achttiende-eeuwse proefschriften gebruiken. Toen ik begon, ging ik elke week naar de Bijzondere Collecties om ze te lezen, maar ironisch genoeg zijn ze, nu ik zo ongeveer klaar ben, allemaal online in te zien! Dankzij dat grote Google-project waarbij er veel materiaal is gedigitaliseerd door de KB, de UvA en UB Leiden.

Pure

Ik houd mijn profielpagina in Pure goed bij, maar ik gebruik het vooral als een dagboek. Zodra ik een paper heb gegeven op een congres, of een publiekspraatje ergens, dan stop ik het ook gelijk in Pure. Het komt dan automatisch bij je activiteiten en het wordt geregistreerd. Raingard Esser is samen met Rina Knoeff mijn supervisor, en Raingard zit, nu ze ook de nieuwe directeur is van het onderzoekscentrum ICOG, iedereen aan te moedigen, in het kader van de outreach en zichtbaarheid, om deze activiteiten online te zetten.

Het is niet alleen leuk voor een visitatiecommissie, maar at the end of the day word ik betaald van jouw belastinggeld. Het is dus niet meer dan normaal om te legitimeren dat ik iets obscuurs als achttiende-eeuwse lichaamssappen bestudeer!

Verder ben je op deze manier ook vindbaar. Ik merk dat zelf ook: je hoort ergens een naam, maar je weet het niet precies meer. Als je dan googelt, kun je haar of hem meestal wel vinden. En als je iemand gevonden hebt, kun je meteen een lezing downloaden of artikel lezen. Als iemand op internet totaal onzichtbaar is, kan ik ook zijn werk niet vinden. Dat is jammer, want je kunt elkaar juist versterken.

Open access

Een aantal book reviews die ik heb gepubliceerd zijn in open access, maar als ze dat niet zijn, zet ik ze zelf gewoon online. Ik heb nog niet meegemaakt dat ik door een editor werd benaderd dat ze niet wilden dat ik een artikel online had staan.

Zoals ik al zei: je moet wel vindbaar zijn. Het komt soms uit onverwachte hoek: toen ik net begon, kreeg ik opeens een mailtje uit China: ‘we hebben uw masterscriptie online gevonden! Kunt u een verkorte versie schrijven, dan vertalen we die naar het Chinees en publiceren we het.’ Dus een van mijn eerste artikelen is eigenlijk een Chinees artikel!

Hora Finita

Wat verder heel belangrijk voor me wordt, is het programma Hora Finita. Daarin moet ik aangeven dat ik wil promoveren. Alles zit er in: R&O-gesprekken, een portfolio, alle cursussen die ik heb gedaan, alles sinds het eerste PhD-event in 2013. Net voor de zomer heb ik de eerste volledige versie van mijn proefschrift af, dan kan ik begin september beginnen met de herziene versie, en dan bijvoorbeeld januari 2018 promoveren. Het hangt ook af van wanneer er plek is in de aula.

Maar: ik heb per 1 augustus al een nieuwe baan! Ik ga weer terug naar Den Haag en word conservator in het Museum van Communicatie, het oude Postmuseum. Een nieuwe tak van sport, maar er zijn raakvlakken: ik kwam in museumcollecties een brief tegen, bevlekt met tranen… en spionagebrieven die geschreven zijn met citroensap of melk – daar had je de vloeistoffen weer!”