Reizen, rijkdommen en representaties (recensie)
Toen in het najaar van 1759 de scheepschirurgijn Joannes Veltkamp door het Middellandse Zeegebied reisde, werd op de Barbarijse en Spaanse kusten zijn aandacht getrokken door de kameleon. Hij had al over de fascinerende eigenschappen van dit dier gelezen in Johann-Jacob Woyts’ Schatkamer der genees- en natuur-kundige zaken (1741), maar dankzij de handels- en vredesmissie van het oorlogsschip de Glinthorst kon hij nu deze unieke hagedis ‘naar het leven’ tekenen en zijn verschijningsvormen observeren. In een doos was het groene dier bruinachtig en de helft dunner geworden, maar op bladeren in de open lucht kreeg het beest binnen een half uur zijn groene kleur en dikte terug. Voor de wetenschappelijke nieuwsgierigheid van chirurgen als Veltkamp waren handelsmissies dus van groot belang.
Harold Cook beargumenteerde reeds in zijn boek Matters of Exchange (2007) dat wetenschap werd gestimuleerd door de opkomst van handel en commercie. Twee nieuwe, op het eerste gezicht uiteenlopende boeken stellen ook de vraag in hoeverre vroegmoderne wetenschap werd gevormd door handel, concurrentie en marketing. Anders dan het werk van Cook gaan deze twee boeken verder de achttiende eeuw in. Rosanne Baars’ Het journaal van Joannes Veltkamp ontsluit het reisverhaal dat als topstuk in de collectie van Het Scheepvaartmuseum wordt bewaard. Het presenteert prachtig hoe de zeevaart de mogelijkheid gaf aan jonge scheepschirurgijns om hun eigen grand tour te ervaren. Dániel Margócsy’s Commercial Visions werpt nieuw licht op vroegmoderne wetenschap door de nauwe banden met ondernemerschap en financiële belangen bloot te leggen. Zo analyseert hij hoe met name de overzeese handel en commercie niet alleen vorm gaven aan disciplines als natuurlijke historie en anatomie, maar hun ontwikkeling zelfs bepaalden.
Reisverhalen spreken tot de verbeelding. Dit is absoluut waar voor de bronnenuitgave Het journaal van Joannes Veltkamp van Rosanne Baars. Zij heeft zorgvuldig de historische en biografische context van een achttiende-eeuws manuscript gereconstrueerd. Alhoewel reisverslagen van zeelieden vaak een zakelijke opsomming kunnen zijn van weersomstandigheden en scheepstermen, bevat Veltkamps journaal juist vermakelijke verhalen van zijn excursies op het land, ondeugende observaties van vrouwelijk schoon, en prachtige tekeningen van ongebruikelijke onderwerpen als werkende christenslaven in Algiers. Tegelijk geven het journaal en Baars’ inleiding een boeiend perspectief op de reis als onderdeel van iemands leertijd en carrière.
In het inleidende hoofdstuk schetst Baars het leven van Veltkamp van winkelierszoon tot stadschirurgijn. Daarbij besteed ze ruim aandacht aan de opleiding tot scheepschirurgijn en de marine als werkgever. Opvallend is dat in de loop van de achttiende eeuw de toelatingseisen voor scheepschirurgijns steeds strenger werden. Zo moest men een landexamen en zee-examen afleggen. En zoals uit handboeken blijkt, waren scheepschirurgijns lang niet meer enkel met uitwendige zaken gemoeid. Naast het kunnen zetten van een gebroken been moesten ze een zekere kennis hebben van interne geneeskunde om ook typische zeemansziektes als scheurbuik en tropenkoortsen te kunnen behandelen. Zo heeft de marine dus indirect bijgedragen aan zowel de verbredende kennis van chirurgijns als de hogere status van de professie.
Dat chirurgijns breed georiënteerd konden zijn blijkt vooral uit Veltkamps verslag en de tekeningen die hij daarbij maakte. Tijdens zijn reizen (1759-1764) naar Spanje, Italië, Algiers, Tunis, Sint-Eustatius en Texel greep Veltkamp elke kans aan om aan land te gaan en mensen te ontmoeten, kerken te bezoeken en lokaal eten te nuttigen. Ook zijn tekeningen waren niet gelimiteerd tot uitzichten op kusten en steden. Integendeel, Veltkamps illustraties getuigen van een grote variëteit: vliegende vissen in de Spaanse zee, het kielhalen en ‘van de ra vallen’, een Barbarijse moor ‘die als een tijger gevlekt was’, Spaanse dames, en nog veel meer reisimpressies. Veltkamp hechtte zoveel belang aan zijn tekeningen dat hij, toen hij in Algiers niet in de gelegenheid was het beroemde kanon af te beelden waarin in 1683 de Franse consul was geladen en gedood, hij later de gravure van Jan Luyken opzocht en natekende.
Veltkamps reiservaringen kwamen ten slotte goed van pas in zijn latere medische publicaties over amputeren en het afknellen van bloedvaten. Uiteraard bestonden deze chirurgische werken uit tekst en beeld en werd Veltkamps reputatie als ervaringsdeskundige niet geheel toevallig benadrukt op de titelpagina.
Zoals Baars overtuigend laat zien, ging Veltkamp niet zozeer op werkreis, maar ervoer hij de expedities veeleer als avontuur en wilde hij herinneringen aan zijn reis boekstaven. Baars beargumenteert dit door Veltkamps journaal in de context van achttiende-eeuwse reisliteratuur te plaatsen, waaruit blijkt dat we met een verslag van de grand tour van doen hebben. Veltkamp was niet rijk genoeg om zelf een educatieve plezierreis door Europa te bekostigen, maar de admiraliteit bezorgde hem desalniettemin een avontuurlijke reis langs vreemde kusten, curiositeiten en vrouwelijk schoon. Het journaal is naar moderne spelling hertaald, de tekst is van verhelderende voetnoten voorzien, en het boek is aantrekkelijk vormgegeven. Rosanne Baars heeft een kleurrijke wereld ontvouwen, waarin ze ons meesleurt langs tamme leeuwen en geamputeerde ledematen.
In Commercial visions geeft Dániel Margócsy een rondleiding door de wereld van botanische tuinen, rariteitenkabinetten, boekdrukkers en -winkels en anatomische collecties, die werden gestuurd door commercie en inter- nationale handel, rivaliteit, vervalsingen en ge- heime uitvindingen. Het vlot geschreven boek opent met de reis van baron Zacharias Conrad von Uffenbach door de Lage Landen, presenteert een rijkdom aan illustraties, en eindigt met de koopwoede van tsaar Peter de Grote.
Margócsy zet zich af tegen het beeld van de Republiek der Letteren als een ruimte van samenwerking en vrije uitwisseling van kennis en ideeën (Daston, Goldgar, Grafton). Hij beargumenteert dat vroegmoderne wetenschap juist werd gedreven door geld en handel. Nu hebben een aantal historici zoals Pamela Smith en Paula Findlen (2002) reeds aandacht besteed aan de relatie tussen collecties en vakmanschap in een groeiende wereldhandel. Daarnaast heeft Cook betoogd dat zowel wetenschappers als kooplieden werden gedreven door het nauwkeurig en feitelijk beschrijven van objecten, en dat men zo de wereld kon ‘kennen’ aan de hand van zintuigen in plaats van ‘weten’ door speculatie en theorie. Maar Margóczy gaat een stap verder: hij ziet de wetenschap zelf als handelswaar (‘commodity’). Door de analyse van de Nederlandse wereldhandel en de ondernemersgeest van wetenschappers beschouwt hij vroegmoderne disciplines zoals natuurlijke historie en anatomie als commerciële praktijken bij uitstek.
Aan de hand van nauwkeurig onderzochte case studies maakt Margócsy zijn punt. Zo volgt hoofdstuk 2 de opkomst van natuurhistorische taxonomieën om de internationale handel van planten, schelpen en insecten mogelijk te maken. De Engelsman John Wilkins ontwikkelde een nieuwe naamgeving voor planten en insecten, ‘facilitating mutual Commerce, amongst several Nations of the World, and the improving of all Natural knowledge’ (1668). Nieuwe classificaties met een uniforme nomenclatuur maakte het dus mogelijk om via de post naar de juiste planten te verwijzen in hun aan- en verkoop. Zoals Margóczy laat zien werden deze nieuwe taxonomieën niet ontwikkeld voor grote viervoeters, want anders dan zaden en schelpen waren deze zeer moeilijk en kostbaar om te verschepen.
De marktwaarde van natuurhistorische boeken wordt duidelijk in de uitgave van Albertus Seba’s Thesaurus (1734-65), besproken in hoofdstuk 3. Hoe voltooi je een reeds geadverteerd boek als ondertussen de eigenaar is overleden en de collectie is verkocht? Margóczy ontsluit het productieproces aan de hand van brieven tussen uitgevers en ghostwriters. Alhoewel de marketing en internationale verspreiding grote winsten garandeerden, kwamen authenticiteit en geloofwaardigheid in het gedrang.
Andere voorbeelden van commercieel-georiënteerde wetenschappers die Margóczy aan de lezer presenteert komen uit de anatomie. De relatie tussen visuele bronnen en kennisuitspraken speelden een cruciale rol in de sterke concurrentie en pennenstrijd tussen Govert Bidloo en Frederik Ruysch. Hoofdstuk 4 verhaalt hoe Ruysch zijn rol als docent anatomie te Amsterdam combineerde met het ondernemerschap door te adverteren, entreekosten te heffen, cursussen aan te bieden, en uiteindelijk zijn collectie preparaten te verkopen. Helaas zijn er geen kwantitatieve bronnen beschikbaar om trends in Ruysch’ omzet en het aantal studenten en bezoekers van zijn collectie te analyseren. Desalniettemin maakt Margóczy aannemelijk dat ‘Ruysch’s name became a brand’ (p. 111), en dat zijn preparaten als luxeartikelen tot laat in de achttiende eeuw veel opbrachten op veilingen.
Bidloo daarentegen zette Ruysch’ collectie weg als begraafplaats en gaf prioriteit aan gedetailleerde afbeeldingen om zo variatie in het menselijk lichaam te kunnen vangen. Het is waar dat Bidloo’s atlas een succesvolle publicatiegeschiedenis kende, maar Margóczy drijft zijn argument misschien te ver door als hij beweert dat deze ontleedkundigen enkel uit waren op het produceren van handelswaar. Immers, Ruysch’ kabinet zou pas decennia na de polemiek worden verkocht en of Bidloo winst uitgekeerd kreeg van de verkoop van zijn boeken blijft onbeantwoord. Desalniettemin overtuigt Margóczy de lezer dat wetenschap niet begrepen kan worden zonder ook commercie, debat en visuele representaties in acht te nemen. Commercial visions is een waardevolle bijdrage aan het debat over de ontwikkeling van vroegmoderne wetenschap.
Bij het nalezen van Baars’ Het journaal van Joannes Veltkamp en Margócsy’s Commercial Visions was ik getroffen door hun diversiteit in bronnen en afbeeldingen. Alhoewel het ene een bronnenuitgave is en de andere een monografie delen ze een focus op het visuele en schilderen ze een rijk beeld van achttiende-eeuwse reizen, rijkdommen en representaties van de natuur vanuit een fris en spannend perspectief.
Ruben E. Verwaal, Rijksuniversiteit Groningen
Rosanne Baars, Het journaal van Joannes Veltkamp (1759-1764). Een scheepschirurgijn in dienst van de admiraliteit van Amsterdam (Jaarboek Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum; W-Books; Zwolle, 2014) 160 p., ill., € 22,95 ISBN 9789462580510.
Dániel Margócsy, Commercial visions. Science, trade, and visual culture in the Dutch Golden Age (University of Chicago Press; Chicago en Londen, 2014) 336 p., ill., € 37,- ISBN 9780226117744.
Bron: Tijdschrift voor Geschiedenis 128 (2015): 665–667.